De Toekomst van Duurzaam Beleggen N.C. (Na Corona)
– ESSAY –

Door Eline Hesse, investeerder en financieel activist
Tijdens een vertoning van mijn documentaire Petrol Dollars for a Different Engine (een film over mijn eigen duurzame herinvesteringstraject), stelde een jongeman mij een intrigerende vraag: "Wat zou jij een redelijk rendement vinden als iemand gebruik maakt van bezit van jou voor exploitatie" Ik begreep hem niet meteen en vroeg om opheldering. Hij zei: “Wat zou een redelijk rendement zijn als je bijvoorbeeld een stuk land zou bezitten en dat aan iemand verhuurt?”
Bedoelde hij een financieel rendement, een sociale verbetering of een investering in een beter milieu? Ging deze vraag over solidariteit tussen investeerder en geldverstrekker? Ging het over eerlijkheid? Ik probeerde ter plekke een antwoord te formuleren, maar realiseerde me dat een simpel antwoord niet mogelijk was. Daarom besloot ik dit essay te schrijven. Deze vraag had deze jongeman kort voor de coronacrisis gevraagd in Februari 2020, een paar weken later, stond zoals we nu weten de hele wereld op zijn kop. Voor mij was lockdown een tijd om eindelijk uit te rusten en ook om fundamentele vragen als deze eens goed onder de loep te nemen. Juist nu, midden in deze coronacrisis dienen we na te denken over de grondbeginselen van investeringen, die bijdragen aan een gezonde economie en een gezonde planeet. We dienen het financiële systeem uit te dagen met aantrekkelijke duurzame alternatieven. De komende economische recessie is een kans voor reflectie en creativiteit. Het is aan ons om met oplossingen te komen en andere keuzes te maken.
De afgelopen drie jaar ben ik bezig geweest om mijn eigen beleggingsportefeuille zo duurzaam mogelijk te herinvesteren. Hoe belandde ik in die positie? In 2017 studeerde ik af met een creActivistische Manifest en kreeg mijn eerste baantje. Met een nulurencontract probeerde ik op straat mensen warm te maken voor een duurzame energieleverancier. Dat leverde 750 euro per maand op, nauwelijks genoeg om van te kunnen leven. Mijn jeugd was heel wat anders. Mijn vader werkte 35 jaar voor Shell dus ben ik opgegroeid op als ‘Shell-kind’. In mijn jeugd ontbrak het aan niets: een goede opleiding, een veilig en gelukkig thuis, interculturele ervaringen, luxe, noem maar op. Toen ik achttien werd, kreeg ik van mijn vader een investeringsportefeuille ter waarde van zo’n 150.000 dollar. De portefeuille was door mijn vader samengesteld en omvatte bedrijven als McDonalds en Shell. Weinig duurzaam dus. De portefeuille bestond uit aandelen, obligaties en constructies die ik niet begreep. Ja, ik was bevoorrecht en mocht me gelukkig prijzen. Maar mij stond het tegen om financieel voordeel te behalen van bedrijven die schadelijk zijn voor het milieu en voor het welzijn van andere mensen. En dus begon ik, vanuit die bevoorrechte positie, aan een reis om de activa op een zo duurzaam mogelijke manier te herinvesteren. Makkelijk gezegd, maar zo eenvoudig was het niet. Het werd een zware bevalling. Ik besloot er een film over te maken, omdat ik mij realiseerde dat er veel jongeren, die een erfenis krijgen van hun ouders, met dezelfde vraagstukken worstelen. Economen noemen dit de Great Wealth Transfer, de grote geldstroom die van de babyboomgeneratie naar de millenial generatie zal vloeien in de komende decennia. Hoe kun je met je investeringen bijdragen aan de hervorming van het economisch systeem?

Mijn beleggingsportefeuille in 2016.
Drie jaar lang ben ik hier intensief mee bezig geweest. Alle emoties maakte ik mee: van twijfel, verwarring en frustraties tot aan depressies toe. En het heeft niet geleid tot het ‘perfecte’ resultaat. Zeker niet. Ik kwam er achter dat het financiële systeem intrinsiek dysfunctioneel is en dat het daardoor bijzonder lastig is een honderd procent duurzame beleggingsportefeuille samen te stellen, dat een perfect duurzaam investeringsvehikel helemaal niet bestaat en dat ik het daar mee moest doen. Zonder er heel bewust van te zijn, ontwikkelde ik een Triple Motor-filosofie, een eigen investeringsfilosofie, die wordt aangedreven door drie motoren, een portfolio met drie soorten hoogtes van risico en duurzaamheids profielen. Dit om risico te spreiden. Voor mij was dit (omdat het de eerste keer was dat ik zo’n herinvesterings traject had gedaan) ook een groot best wel spannend experiment.
Motor 1: Licht groen (veertig procent) werd gevormd door mijn ABN Amro-portefeuille. Dit was de beoogde melkkoe met investeringen in meer risicovolle ‘duurzame’ fondsen, zoals het ASN Milieu & Waterfonds en het RobecoSAM Sustainable Healthy Living Fund);·
Motor 2: Mid groen (eveneens veertig procent) werd gevormd door mijn Triodos Bank-beleggingsrekening die investeert in Triodos Beleggingsfondsen met hogere duurzaamheidsnormen; een mix van obligaties en sommige aandelenfondsen plus beleggingen in de reële economie met een lager rendement in vergelijking met andere standaard aandelenfondsen;
Motor 3: Donkergroen (twintig procent) bestond uit directe investeringen in regionale duurzaamheidsfondsen en obligaties, zoals het Meewind-fonds, Fastned-obligaties, een crowdfunding-initiatief en een duurzaam vastgoedproject.

Mijn portefeuille vanaf april 2019. Resp. motor 2, 1 en 3.
Tijdens dit herinvesteringsproces kwam ik verschillende obstakels tegen om ‘de perfecte duurzame portefeuille’ samen te stellen. Deze problemen kwamen nog duidelijker aan het licht tijdens de coronacrisis. Wat nog meer duidelijk werkt was wat een waanzin de beurs eigenlijk is; ondanks de komende recessie gaat de beurs na een grote crash weer lallend door.
De magische wereld van de aandelenmarkt
De aandelenmarkt en met name de handel in opties (waar de ene investeerder tegen de andere inzet) kan worden beschouwd als een wereldwijd casino. Het eerste probleem is het gebrek aan verantwoordelijkheid van de meeste beleggers. Toen ik voor het eerst begon te begrijpen hoe beleggen werkt, vond ik het bizar. Wie een aandeel koopt, gokt op het toekomstige succes van een bedrijf. Met een aandeel word je voor een heel klein stukje eigenaar van een bedrijf, maar van een bedrijf kunnen miljarden aandelen in omloop zijn. Zo heeft Royal Dutch Shell 8,06 miljard aandelen uitgegeven. Alleen hele grote institutionele investeerders, zoals Vanguard of BlackRock die meer dan 1 procent van de aandelen bezitten, hebben echt enige invloed op het beleid van Shell. Individuele aandeelhouders hebben nauwelijks of geen invloed. Wel kunnen actiegroepen zoals Follow This zich roeren, wat gevolgen kan hebben voor de reputatie van Shell, maar echte vernieuwing komt daarmee langzaam op gang.
Beurswaarde is een abstract begrip en dat leidt ertoe dat aandeelhouders doorgaans niet verder kijken dan hun eigen financieel perspectief en geen oog hebben voor de impact van een bedrijf op het milieu of de invloed op lokale gemeenschappen. Fysieke objecten dwingen gebruikers om onderhoud te plegen om de levensduur te verlengen, maar op de beurs geldt dit niet; het systeem prikkelt niet om verantwoordelijkheid te nemen maar echter alleen om geld en waarde te onttrekken.
Ketens van (on)verantwoordelijkheid
Als je vroeger obligaties kocht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), het eerste beursgenoteerde bedrijven ter wereld, dan wist je dat de VOC aan de andere kant van de wereld goederen ging halen (plunderen) en gebruik maakte van gratis gedwongen arbeid (slavernij). Allemaal prima volgens de normen van toen. We maken ons daar nu terecht boos over.
De morele normen zijn gelukkig veranderd, maar er is nog steeds veel ellende achter de schermen. Gek genoeg maken we ons daar niet boos over; klimaatverandering, vernietiging van onze levensbronnen, uitsterven van dieren en planten en slechte arbeidsomstandigheden en uitbuiting, om er maar een paar te noemen. Supply chains zijn zeer complex geworden en lastig te beheersen. En zelfs als ik een duurzaam aandeel koop, is de wereld achter het aandeel zo complex dat ik het niet goed kan controleren en dat betekent dat ik de Raad van Bestuur, de ceo en de duurzaamheidsmanager van een beursgenoteerd bedrijf – mensen die ik nog nooit heb ontmoet – moet vertrouwen dat ze dezelfde duurzaamheidsnormen hebben als ik... Dat is in feite onmogelijk.
Want het is buitengewoon lastig te beoordelen of een bedrijf daadwerkelijk ‘duurzaam’ is of niet. Neem Unilever. Mede dankzij de voormalige ceo Paul Polman wordt dit bedrijf als duurzaam beschouwd. Maar is dit ook waar? Unilever werd onlangs nog door Greenpeace bekritiseerd omdat het een grote bijdrage levert aan de ontbossing in de wereld om voor haar producten palmolie te winnen. Unilever behoort ook tot grootste producenten van plastic in de wereld. Op de ESG-ratings scoort Unilever echter een indrukwekkende 89 van de 100. Maar deze ratingmethode is complex en ondoorzichtig. Een artikel van de Harvard Law School ‘Ratings that don’t Rate’ van 2018
legt uit waarom het vergelijken van ESG-ratings een vertekend beeld geeft: bedrijven met een hogere marktkapitalisatie worden vaak beloond met hogere ESG-ratings dan bedrijven met kleinere marktkapitalisaties; er is geen standaardmethodiek om de sociale en milieu-impact van bedrijven te meten; er bestaan geografische vooroordelen (in het algemeen krijgen Europese bedrijven hogere ratings dan Amerikaanse); verschillende sectoren worden verschillend gemeten en lang niet alle risico’s worden meegewogen. Bovendien trekken ESG-ratingbureaus voornamelijk conclusies op basis van duurzaamheidsverslagen en informatie van de betreffende bedrijven zelf. Juist deze verslagen zijn echter vaak alleen maar bedoeld om de eigen reputatie te verbeteren. Greenwashing is dan wel heel dichtbij.
Naast de complexiteit zijn er duivelse dilemma’s. Ondanks alle duurzaamheidsdoelstellingen is Unilever nog steeds een van de meest vervuilende bedrijven ter wereld (met een totale uitstoot van 100 miljoen ton koolstofdioxide per jaar), ook al is het prijzenswaardig dat ze zich inspannen om minder schade aan te richten en bijvoorbeeld af willen stappen van fossiele brandstoffen in schoonmaakmiddelen per 2030. Het zou naïef zijn om van een bedrijf als Unilever te verwachten dat ze per direct alle schadelijke activiteiten gaan staken en verder gaan als biologisch-dynamische boerderij. Dat zou niet alleen kapitaalvernietiging betekenen in de huidige economie, maar bovendien zouden zonder Unilever miljoenen mensen meer honger lijden in de wereld. Dit is een van de duivelse dilemma's die je tegenkomt bij duurzaam beleggen. Hoe maak je een juiste keuze als je alle ecologische, sociale en economische resultaten laat meewegen? Simpelweg Unilever afrekenen voor de schade die ze veroorzaken is te simpel.
Om te concluderen: het bleek onmogelijk om een honderd procent duurzame portefeuille samen te stellen. Maar zoals mijn vader in de documentaire zegt: “Je kunt niet honderd procent goed doen, maar je kunt het wel honderd procent slecht doen.” Dus ik het heb wat gedaan, en geprobeerd het beste te doen. Het is een versie 1.0.
De impact van de coronacrisis op mijn portefeuille

De krankzinnige V-shaped curve van de Dow Jones Industrial Average over 2020 (https://tradingeconomics.com/united-states/stock-market)
Je bent vast nieuwsgierig naar wat er gebeurde met mijn ‘duurzame portefeuille’ tijdens de coronacrisis. In 2019 (v.C., voor corona) behaalde ik een gemiddeld rendement van 17,2 procent op mijn ABN Amro-portefeuille en 13,5 procent op mijn Triodos-portefeuille. Daar tegenover, in 2020 daalde de waarde van mijn Triodos-portefeuille met 4,45 procent en die van mijn ABN Amro-portefeuille (mijn meest risicovolle weddenschap) met 6,1 procent (in het dieptepunt van de beurs crash). Dit terwijl tegelijkertijd de ASN Duurzaam Small & Midcapfonds een min noteerde van 30 procent en het ASN Duurzaam Aandelenfonds een min van 20 procent.
Er kwamen veel berichten op linkedin dat klimaatvriendelijke portefeuilles beter presteerden blijkbaar dan andere portefeuilles. Zie bijvoorbeeld dit nieuwsbericht van HSBC. HSBC beweert dat klimaatvriendelijke portefeuilles minimaal 7 procent beter renderen dan andere portefeuilles. Overigens tellen alleen klimaatvriendelijke portefeuilles mee van bedrijven die ‘ten minste 10 procent van hun inkomsten halen uit klimaatoplossingen en een minimale marktkapitalisatie hebben van 500 miljoen dollar. Voor mij is dit greenwashing op zijn best. In Amerika, met de chaotische corona-aanpak van Donald Trump, deden ESG-fondsen het slechter dan de traditionele fondsen. Met een langetermijnfilosofie heeft dit niet heel veel te maken. De meeste duurzame investeringen zijn namelijk afhankelijk van het globale economische systeem geënt op fossiele brandstoffen en daarom werden ook duurzame investeringen hard getroffen door de corona-crash. Oliemaatschappijen deden het nog slechter op de beurs. Gelukkig had ik allang mijn Shell aandelen verkocht.
Wat zegt dat over mijn portefeuille en wat zegt dat over de toekomstbestendigheid hiervan? Prijsbewegingen zeggen niets over de intrinsieke waarde van een portefeuille. De coronacrisis heeft duidelijker gemaakt dat het huidige financiële systeem geen toekomst heeft. We moeten het systeem drastisch transformeren tot een motor van waarde. Dat is nu niet het geval. Nu wordt er voornamelijk onzinwaarde gecreëerd en geen maatschappelijke waarde. De koers van beursgenoteerde bedrijven wordt nu bepaald door slapende aandeelhouders en een paar grote met invloed. Zelfs als er aandeelhouders zouden zijn met nobele motieven, dan nog verandert het systeem niet, het aandeelhouder systeem is intrinsiek niet democratisch: de genen met het grootste kapitaal sturen het lot van het bedrijf. Het systeem wordt gevoed door perverse prikkels en gaat uit van eeuwigdurende groei. Niets in de natuur groeit eeuwig door en dat is de paradox, we kunnen in louter in onze verbeelding eindeloos groeien; de planeet kent grenzen daar in. Alles is cyclisch.
Dus, wat is het alternatief?
Laten we teruggaan naar de vraag van de jongeman die me vroeg wat een redelijk bedrag is als iemand gebruik maakt van jouw bezit of het gaat exploiteren? In het licht van de coronacrisis zou ik zijn vraag in een nieuw daglicht willen stellen. De vraag gaat fundamenteel over solidariteit. In deze moeilijke tijden zien we soms het slechtste maar soms ook het beste in mensen naar boven komen. Zo kregen mensen meer tijd voor zaken die er echt toe doen in het leven: familie, vrienden, geliefden, ondersteuning, liefdadigheid, genieten van de stilte en de natuur of het maken van grappige videoclips. Waarom doen we die goede dingen? Het antwoord is: uit solidariteit. Solidariteit voor elkaar, maar vooral richting de zwakste leden van de samenleving; de ouderen en zieken. De coronacrisis maakte duidelijk dat een mensenleven meer waard is dan een economie. Veruit de meeste regeringen stelden de mens boven de economie. Mensen hebben laten zien dat ze graag een ander helpen, dat ze best iets willen inleveren voor meer gelijke kansen en gelijkwaardigheid. Veel mensen in de wereld beginnen te begrijpen wat deze vorm van solidariteit echt betekent.
Investeren met solidariteit in een postcorona-wereld
Wat betekent solidariteit voor duurzaam beleggen? Dit is de essentie die ik graag haal uit de vraag van de jongeman. Pas nu kan ik beginnen met een antwoord te formuleren. Voor de perfecte interpretatie van solidariteit hoeven we alleen maar naar de natuur te kijken. Een boom haalt water en zuurstof uit de grond, voedt de takken en geeft mineralen aan de grond, allemaal in een perfect evenwicht. Daarom kunnen bomen honderden jaren overleven, ook al gaan ook zij uiteindelijk dood. Bomen zijn prachtig omdat ze tastbaar zijn en ons zuurstof geven om te ademen. Ze dragen fruit en beschermen het dierenleven.
Met dezelfde filosofie dienen we na te denken over beleggen. Ook hier dient geven en nemen in balans te zijn. Dan wordt duidelijk dat speculeren met toekomstig rendement niet meer past, evenals bijvoorbeeld de derivatenhandel. Uiteraard zal in de toekomst de ene mens meer geld hebben dan een ander, maar je kunt ook zeggen dat iemand met meer geld meer verantwoordelijkheid heeft en meer mogelijkheden heeft om te investeren in initiatieven die bijdragen tot een duurzame en gelijke wereld.
Ook zullen we als samenleving moeten nadenken over rijkdom. Progressieve belastingheffing, waarbij arbeid minder zwaar belast wordt dan vermogen, kan een goed begin zijn. Ook het tonen van de werkelijke prijs van producten, inclusief sociale en milieukosten, zou een grote stap vooruit zijn, evenals een nieuwe methodiek om bedrijven te waarderen naar wat ze bijdragen en niet wat ze verdienen. Geld laten stromen is positief voor een economie, maar dan wel met positieve prikkels om duurzaam te investeren. Spreiding van kapitaal is belangrijk, maar zonder dat kapitaal wegvloeit naar de take-make-waste-economie. Zoals met alles, begint het met het maken van keuzes.
Ik roep investeerders op om bij elke investeringsbeslissing af te vragen welke keuze een boom zou maken. Vraag ik een onredelijk rendement voor het risico dat ik neem? Ben ik echt betrokken en verbonden met waar ik in investeer? Is de netto-impact van mijn investering werkelijk positief? Heeft de lokale omgeving baat bij mijn investering? Heb ik mijn huiswerk gedaan? Begrijp ik de risico's?
Deze vragen kunnen als basis dienen voor onze investeringsbeslissingen in de komende decennia. Co-vesting in coöperaties en lokale organisaties zal belangrijker worden omdat het ongezonde machtsstructuren tegengaat en samenwerken stimuleert.

Megatrends als de-globalisering, vakmanschap, belevingseconomie, gedecentraliseerde duurzame energie en de vergrijzende samenleving (in Europa) zullen de weg wijzen. Mensen (in het Westen) zijn het zat om alleen maar te consumeren. De pure Home Economicus is ten grave gedragen. We willen overschakelen op een circulaire economie, hebben behoefte aan zinvolle ervaringen, willen minder uren werken en willen nieuwe manieren vinden om voor onze ouderen te zorgen.
Beleggingstrends
De beleggingstrends die de komende jaren water moeten krijgen, zijn:
· natuurgerichte coöperatieve agricultuur, zoals Herenboeren, waarbij coöperaties een stuk land kopen om een boer op biologische wijze een stuk land te laten verbouwen voor consumptie door de coöperatie;
· regionale investeringen in duurzame energie;
· microfinanciering ter ondersteuning van duurzame groei in opkomende economieën;
· (lokaal) sociaal ondernemerschap: initiatieven ter ondersteuning van re-integratie in de gemeenschap, peer-to-peer-ondersteuning, lokale modebibliotheken, tweedehandswinkels en upcycling-initiatieven ook door grote ketens als Ikea;
· hyperlokaal investeren: investeringen in zakelijke ideeën van onze buren via crowdfundingplatforms
. steward ownership: bedrijfsmodellen waarbij een stichting in plaats van aandeelhouders, zo dat een bedrijf nooit zijn autonomie verliest
Sommige initiatieven lopen voorop, zoals Herenboeren, Meewind Fund (regionaal investeringsfonds in duurzame energie), Zonnepanelen delen (regionale investering in zonne-energie), Generous minds (een co-vesting coöperatie) en zakelijke crowdfundingplatforms. De meeste van deze initiatieven hebben doorgaans een lager investeringsrendement van 1 tot 7 procent, wat naar mijn mening realistischer en meer in overeenstemming met de natuur is. Maar het maatschappelijke rendement, de triple bottom line die een investering kan opleveren, zoals werkgelegenheid, gezondheid, natuurherstel, nieuwe kansen voor nieuwe generaties, is zoveel groter. Lendahand toont bijvoorbeeld het netto rendement aan de hand van het aantal gecreëerde nieuwe banen. Uiteraard zijn er ook risico’s verbonden aan deze investeringen. Kleine investeerders zullen zich goed moeten laten informeren en zouden beter beschermd moeten worden door de overheid. Het beleggingsonderwijs zou beter moeten aansluiten op de hier geformuleerde uitgangspunten. Financiële instellingen dienen zorgvuldig na te denken over de rol die ze willen spelen in de post-corona-economie.
Een goede vraag is of we echt in staat zijn om afscheid te nemen van de huidige investeringssystemen die toch ook het fundament vormen van ons pensioenstelsel en de huidige economie. Een lastige vraag, juist omdat er veel mensen (vooral ouderen) baat hebben bij het in stand houden van deze systemen. Daardoor zien we in de maatschappij ook steeds meer een generatiestrijd. Daarom moeten er aantrekkelijke alternatieven komen, en dat is vaak te taak van de volgende generatie. Iedere transitie begint met een eerste stap. Het grote probleem in deze wereld heeft niets met geld op zich van doen, wel met waar het is geconcentreerd en op welke schaal.
Ik roep je op na te denken over oplossingen en om initiatieven te ondersteunen die bijdragen aan een rechtvaardiger economisch model. Dit kan uiteraard door duurzaam te investeren, maar ook door het eigen gedrag aan te passen: wat eten wij, wat voor kleren dragen wij, waar bankieren wij, waar komen producten vandaan, op welke partij stem ik, welke energieleverancier kiezen wij, wat is de impact van mijn aankoop op anderen? Kunnen we ook meer levenskwaliteit met minder beleven?
Ik hoop dat dit betoog je verder aan het denken zet over wat je met je geld wilt en kunt doen. Een crisis kun je beschouwen als vruchtbare grond met veel zaden die wachten om een sterke mooie boom te worden terwijl de oude bedrijven dienen als compost voor nieuw leven. Ik zoals veel beleggers op het moment, ben ook bezig met de volgende verbetering van mijn portefeuille. Het blijft een eindeloos proces. Laten we water geven aan de zaden die uit kunnen groeien tot gezonde bomen met gezond fruit.